Na mijn studie werktuigbouwkunde en vervulling van mijn militaire dienstplicht begon ik mijn loopbaan bij een landelijk werkend installatiebedrijf (thans GTI) waar ik via de sprinklerafdeling en de scheepsafdeling na enkele jaren tewerk werd gesteld bij de afdeling gebouwinstallaties. In 1961 werd ik in Alblasserdam gedetacheerd voor mijn eerste grote project als zelfstandig ontwerper en projectleider. Het betrof de industriële installaties voor ventilatie en koeling bij de staalfabriek en walserijen van NKF-staal, tegenwoordig Nedstaal. Met een kleine tekenkamer en een vaste ploeg monteurs werd dit miljoenenproject in ca. vijf jaar afgerond.
Na zo’n lange tijd in grote vrijheid en zelfstandigheid te hebben gewerkt was het vooruitzicht van teruggaan naar de tekenkamer op het hoofdkantoor weinig aantrekkelijk. Ik kreeg daarop van mijn directie het aanbod een bijkantoor in Arnhem van de grond te tillen. Hier werd met een vaste ploeg monteurs al enkele jaren gewerkt aan de werktuigkundige installaties in het nieuwe kantoorgebouw van de toenmalige PCGD. De bedoeling was deze kern na de oplevering van dit gebouw in stand te houden en vanuit het nieuwe bijkantoor regionale activiteiten te gaan ontwikkelen. Dit lukte wonderwel; geholpen door een florerende economie was de bemanning binnen een tijdsbestek van vijf jaar vervijfvoudigd tot ca 75. De regio omvatte in feite Nederland minus de randstad en er werden o.a. installaties gerealiseerd in Hoogeveen (Ziekenhuis Bethesda), Heerenveen (fabrieksgebouw Tektronix), Emmen (fabrieksgebouw Draka), Apeldoorn (kantoorgebouw Centraal Beheer) en Tilburg (Stadhuis en kantoorgebouw Interpolis).
Voor mij en mijn gezin waren dit buitengewoon hectische jaren, en ondanks mijn uitstekende positie als vestigingsdirecteur begon ik me af te vragen of ik dit werk wel mijn hele leven zou willen blijven doen. De techniek, waaraan ik mijn hart had verpand, raakte hoe langer hoe meer uit beeld en was grotendeels vervangen door het management van een installatiebedrijf.
De catharsis kwam na de overname van ons bedrijf, door de SHV, een respectabele international, die echter geen belangstelling had in mijn technisch kunnen maar wel hoge eisen stelde aan mijn functioneren als manager. Na een voor mij onbevredigende reorganisatie besloot ik in 1972 definitief voor de techniek te kiezen, en trad als adviseur in dienst bij Ketel, een klein adviesbureau in Delft, waar ik na enkele jaren als partner toetrad tot de directie. Hier heb ik me tot mijn afscheid in 1998 als een vis in het water gevoeld.
In de volgende periode van vijfentwintig jaar is dit bureau als Ketel Raadgevende Ingenieurs uitgegroeid tot een gerenommeerd middelgroot adviesbureau, met een gevarieerde portfolio van uitgevoerde projecten. De onderstaande figuur laat een aantal gebouwen zien waarvan de klimaatinstallaties door mij als adviseur en hoofd van het ontwerpteam tot uitvoering zijn gebracht.
1 Voormalig Ministerie van VROM Den Haag met Jan Hoogstad
2 Terminal 3 Luchthaven Schiphol met Jan Benthem
3 Stadhuis Lelystad met Jan Hoogstad
4 Villa VPRO Hilversum met Winy Maas
5 Voormalig hoofdkantoor Nederlandse Handel Maatschappij Amsterdam met (restauratie)
6 Haags Gemeentemuseum Den Haag met Job Roos (restauratie)
7 Voormalig hoofdkantoor MeesPierson Rotterdam met Rob van Erk
8 Hoofdkantoor en Studio’s AVRO, KRO, NCRV Hilversum met Jan Hoogstad
Het bureau, thans deel van ROYAL HASKONING, heeft zich in deze periode een innovatieve reputatie verworven. Lidmaatschap en regelmatige contacten met, en activiteiten in nationale en internationale verenigingen als TVVL[1](www.tvvl.nl) ,NVBV[2] (www.nvbv.org), ISIAQ[3] (www.isiaq.org) , VIBA[4] (www.vibavereniging.nl) , ASHRAE[5] (www.ashrae.org) , REHVA[6] (www.rehva.eu) en VDI[7] (www.vdi.de) hebben hierbij een belangrijke rol gespeeld.
In 1993 werd ik door de faculteit Bouwkunde van de TU Delft gevraagd als parttime praktijkdocent afstudeerders te gaan begeleiden. Ik heb dit jarenlang met veel voldoening gedaan en de intensieve samenwerking met architectuur- en bouwkundestudenten heeft mijn visie op de klimaattechniek veranderd. Ook voor mij gold dat het grensvlak van twee disciplines de beste voedingsbodem is voor innovatieve ideeën. Uitgedaagd en geïnspireerd door studenten en docenten ben ik mij sinds 2005 op de ontwikkeling van deze ideeën gaan toeleggen, wat tenslotte resulteerde in mijn promotieonderzoek “Earth, Wind & Fire – Natuurlijke Airconditioning”.
[1] TVVL Platform voor mens en techniek
[2] Nederlands Vlaamse Bouwfysica Vereeniging
[3] International Society of Indoor Air Quality and Climate
[4] Vereniging Integrale Biologische Architectuur
[5] American Society of Heating, Refrigerating and Air-conditioning Engineers
[6] Federation of European Heating, Ventilation and Air-conditioning Associations
[7] Verein Deutscher Ingenieure